Vijf feiten over het Noordzeekanaal

Al bijna 150 jaar geleden werd ‘Holland op z’n Smalst’ doorgraven voor de aanleg van het Noordzeekanaal. Vijf historische feiten over deze roemruchte waterverbinding tussen Amsterdam en de Noordzee.

1. Het kanaal was nodig vanwege grotere schepen.

De aanleg van het Noordhollandsch Kanaal tussen de Amsterdamse haven en de Noordzee was noodzakelijk omdat de schepen steeds groter werden. Als alternatief voor de risicovolle scheepvaartverbinding over de Zuiderzee, met de levensgevaarlijke ondiepte Pampus, was in 1824 al het Noordhollandsch Kanaal tussen Amsterdam en Den Helder in gebruikgenomen. Voor de steeds zwaardere zeeschepen was het Noordhollandsch Kanaal echter algauw onbevaarbaar geworden en vanaf 1848 zochten waterstaatkundigen naar alternatieven. Zo liet Amsterdam alle mogelijkheden onderzoeken voor een kanaal van het IJ door de duinen naar de Noordzee. Dit plan was niet nieuw, maar het doorgraven van de duinen – het smalste deel van Holland (‘Holland op zijn Smalst’) – had nooit iemand aangedurfd.

2. Kooplieden lagen dwars.

De Amsterdamse kooplieden moesten dan wel instemmen met de afsluiting van de eeuwenoude IJ-toegang naar de Zuiderzee. Die afsluiting was nodig omdat de dijken van het te graven Noordzeekanaal dan laag konden blijven: ze hoefden niet berekend te zijn op extreem hoge waterstanden. In 1863 was er aan alle kanten voldoende draagvlak en zou Amsterdam een nieuwe zeeverbinding krijgen. Samen met koning Willem III brachten Amsterdamse kooplieden het benodigde kapitaal bijeen en tussen 1865 en 1876 werd het Noordzeekanaal gegraven.

3. Aanbesteding in Engelse handen.

Omdat Nederlandse aannemers het grootschalige project niet aandurfden, kwam de aanbesteding van het kanaal in Engelse handen. De speciaal opgerichte Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij sloot een overeenkomst met de Engelse aannemer Henry Lee & Son. De Britten waren bereid de enorme klus te klaren voor 27 miljoen gulden: zeven miljoen in cash en de rest in de vorm van obligaties en preferente aandelen. Ook de inpoldering van het IJ bracht geld in het laatje. De gewonnen grond, de IJpolders, werd immers verkocht en de opbrengst werd gebruikt voor de verdere aanleg van het kanaal.

4. Arbeiders stierven aan cholera.

Nu kon de uitvoering beginnen: de inpolderings- en graafwerkzaamheden. Voor de afwatering en het vaarverkeer vanaf de Nauernasche Vaart, de Zaan en het Spaarne werden er negen zijkanalen aangelegd: A tot en met I. Ten oosten van Amsterdam werden de Oranjesluizen aangelegd en bij IJmuiden de Kleine Sluis en de Zuidersluis. Deze moesten het waterpeil van het kanaal op één niveau houden. Tijdens de aanleg deden Nederlandse arbeiders het handmatige graafwerk in de duinen, met spades en kruiwagens. Hun arbeidsomstandigheden en onderkomens waren sober en onhygiënisch: in 1866 overleden 31 arbeiders na cholerabesmetting.

5. De eerste pieren met zware betonblokken.

Voor het op diepte brengen van het kanaal werden machines ingezet: moderne stoombaggermolens. De meeste problemen had de aannemer bij de aanleg van de buitengaatse pieren. Tot tweemaal toe werden deze tijdens zware stormen vernietigd. In de zachte zandbodem van de Noordzee waren grotere en zwaardere betonblokken nodig: twintig ton zware betonblokken werden door een speciaal voor dat doel gebouwde mammoetkraan op hun plaats gelegd. Die techniek zou in de toekomst nog dikwijls worden toegepast.

Vijf feiten over het Noordzeekanaal

Feestelijke opening.

Na tien jaar graven was het Noordzeekanaal in 1876 voltooid. Koning Willem III nam het feestelijk in gebruik met een stormachtig boottochtje vanaf de sluizen van IJmuiden. Enkele jaren later was ook de Oostelijke Handelskade gereed en beschikte Amsterdam over een goed uitgeruste kade waar grote stoomschepen konden aanleggen. De haven telde internationaal weer mee en Amsterdam beleefde zijn Tweede Gouden Eeuw. Het kanaal moest later verder worden verdiept en verbreed en er kwam een grotere zeesluis. De Amsterdamse haven groeide eveneens: aan de westkant kwamen een Houthaven en een Petroleumhaven, aan de oostkant de Oostelijke Handelskade. Tegenwoordig passeren er nog altijd gemiddeld negenduizend schepen per jaar het Noordzeekanaal.

Industrieel erfgoed.

Het Noordzeekanaal en de sluizen zijn belangrijk industrieel erfgoed. Maar in Noord-Holland is nog veel meer industrie te vinden, vooral in de Zaanstreek en het gebied rondom het Noordzeekanaal, waar de industriële motor van de metropoolregio zich bevindt. Van historische windmolens aan de Zaan tot de staalindustrie in IJmuiden, in ons thema werk en industrie lees je alles over de historie van fabrieken, scheepsbouw, gemalen, bedrijven en hun personeel.

Dit is een blog van Oneindig Noord-Holland.

Deel dit bericht via: